De aan de IJssel grenzende stad Kampen groeide door de handel op de Zuiderzee en de IJssel in de twaalfde en dertiende eeuw uit tot de belangrijkste handelsstad in de IJsselstreek. Naast de belangrijke ommelandvaart voeren Kamper schepen in de veertiende en vijftiende eeuw op Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal. In 1411 trad Kampen officieel toe tot de beroemde Hanze waar het veel invloed verwierf. Met de verzanding van de IJssel en de enorme groei van handelsconcurrent Amsterdam werd de macht van Kampen als handelsstad echter gebroken. Toch hield Kampen zich in de zestiende eeuw staande door de enorme nijverheid. Na het Franse terreurbewind in 1672 en 1673 was Kampen berooid, lamgeslagen en werd het geteisterd door een enorme bevolkingsteruggang. Vanaf 1750 wist Kampen zich uit deze malaise te ontworstelen en was er weer sprake van economische en sociale vooruitgang.[1]
Literatuur
Henri Lenferink e.a. (eds.), Geschiedenis van Kampen. Deel 1: “Maer het is hier te Campen” (Kampen 1993).
Jeroen Kummer (ed.), Geschiedenis van Kampen. Deel II: “Zij zijn Kampers…” (Kampen 2001).
[1] Passage afkomstig uit: Bjørn Gallée, “Schelmen, dievegges en moordenaars in Overijssel” Criminaliteit, strafrechtspleging rechtspraak en bestraffing in Kampen en Zwolle, 1650-1800, 7.